De EU-richtlijn betreffende het herstel en de afwikkeling van banken, die bedoeld is om te voorkomen dat de belastingbetaler noodlijdende banken moet redden zoals het geval was tijdens de financiële crisis van 2008-09, werd van kracht in januari 2015. Maar begin dit jaar was er een kritieke deadline: de EU-lidstaten moeten bail-in-bepalingen voorzien volgens welke aandeelhouders en crediteurs van insolvente financiële instellingen verplicht kunnen worden bij te dragen aan de kosten van de herkapitalisatie of liquidatie van de instelling.

 

PIC_2016.03.18_RelanceNewsletterFeb_homevisu

 

 

De EU-richtlijn betreffende het herstel en de afwikkeling van banken, die bedoeld is om te voorkomen dat de belastingbetaler noodlijdende banken moet redden zoals het geval was tijdens de financiële crisis van 2008-09, werd van kracht in januari 2015. Maar begin dit jaar was er een kritieke deadline: de EU-lidstaten moeten bail-in-bepalingen voorzien volgens welke aandeelhouders en crediteurs van insolvente financiële instellingen verplicht kunnen worden bij te dragen aan de kosten van de herkapitalisatie of liquidatie van de instelling.

De richtlijn specificeert niet welke passiva onder de aan de nationale toezichthouders toegekende bail-in-bevoegdheden vallen, maar bepaalt enkel welke uitgesloten worden: bepaalde deposito’s, gedekte obligaties, bezit van geld en activa van cliënten, fiduciaire vorderingen, kortetermijnschulden van niet-verbonden EU-instellingen, evenals schulden aan werknemers, bepaalde handelscrediteuren, de belastingen en de sociale zekerheid. De uitsluitingen omvatten activa van beleggingsfondsen. Zodra ze bevestigd zijn, moeten gedetailleerde regelgevende technische normen van de Europese Bankautoriteit meer duidelijkheid scheppen.

In de praktijk betekent dat deposito’s van meer dan 100 000 euro in insolvente banken, evenals andere soorten ongedekte passiva, verplicht omgezet kunnen worden in eigen vermogen om de banken het kapitaal te verschaffen dat ze nodig hebben om een redding door de belastingbetaler te voorkomen. Door het verschuiven van het risico van financieel falen van de lidstaten en EU-reddingsfondsen naar klanten van instellingen komen de waarborgen die vastgelegd zijn in de Luxemburgse beschermingsstructuur voor verzekeringsnemers in de schijnwerpers te staan.

De Luxemburgse verzekeringswet vereist dat verzekeraars activa deponeren die overeenstemmen met hun passiva bij een bewaarnemende bank die erkend is door het Commissariat aux Assurances, de toezichthouder voor de sector, die dan groen licht moet geven voor de bewaarnemingsovereenkomst. Die ‘veiligheidsdriehoek’ waarborgt dat de activa van klanten wettelijk gescheiden blijven van de activa van aandeelhouders en crediteurs van de verzekeringsmaatschappij, en dus verboden terrein zijn in het kader van een bail-in, terwijl de bewaarnemende bank ook de activa van levensverzekeringsklanten gescheiden moet houden en beschermen. De klanten krijgen ook voorrang op andere schuldeisers als een verzekeringsmaatschappij failliet gaat.

Meer in het algemeen worden levensverzekeringsklanten ook beschermd door de bepalingen van de Solvabiliteit II-richtlijn van de EU, die van kracht werd op 1 januari en moet waarborgen dat verzekerings- en herverzekeringsmaatschappijen financieel gezond genoeg blijven om turbulente economische omstandigheden en financiële markten te overleven. Ondernemingen moeten dus voldoende kapitaal aanhouden om hun risico’s te dekken, aan nieuwe normen voldoen op het gebied van bestuur en risicobeheer, en op gedetailleerder wijze verslag uitbrengen aan klanten en toezichthoudende autoriteiten.

Meer nuttige informatie en inzichten met betrekking tot levensverzekeringen vindt u in onze nieuwsbrief.